Print Email Facebook Twitter Onderzoek van kleibekleding van dijken langs IJssel en Pannerdens Kanaal voor het ontwikkelen van keuringseisen voor klei Title Onderzoek van kleibekleding van dijken langs IJssel en Pannerdens Kanaal voor het ontwikkelen van keuringseisen voor klei Author Kruse, G.A.M. Corporate name Rijkswaterstaat Project TAW/ENW Date 1987-04-01 Abstract De doorlatendheid voor water en de erosiegevoeligheid zijn belangrijke eigenschappen van de kleibekleding van dijken. In 1985 is daarom een onderzoek uitgevoerd naar deze aspekten van kleibekleding zoals die werd aangetroffen op een drietal dijken langs het Pannerdens Kanaal en de IJssel. De lutumgehaltes van de drie bekledingen bedroegen respectievelijk circa 6%, 22% en 38%. De leeftijd van de dijken, het organische stofgehalte en het kalkgehalte van de bekleding komen overeen. De resultaten van het onderzoek geven aan dat de infiltratiesnelheid van water in de dijk varieerde tussen 2x 10-6 en 8 x 10-5. De infiltratiesnelheid vertoonde geen eenduidige samenhang met het lutumgehalte. De kleibekleding met het laagste lutumgehalte bleek de geringste infiltratiesnelheid te hebben. Ook de erosieproeven gaven geen resultaten waaruit invloed van het lutumgehalte op de erosiegevoeligheid bleek. Het onderzoek besteedt ruim aandacht aan de bepaling van de structuur zoals die in kleibekleding aanwezig is en aan het water dat in de grond voorkomt. Daarnaast is er een systematisch fysisch- chemisch laboratoriumonderzoek en een microscopie- onderzoek uitgevoerd gericht op het bepalen van de oorzaken van de waargenomen eigenschappen van kleigrond op dijken. Hierbij werden met name de invloeden op de vorming van structuur en de invloeden van fysisch-chemische factoren op eigenschappen van de kleigrond bestudeerd. De in situ infiltratieproeven zijn uitgevoerd met een tot 0.6 m in de grond ingebrachte koker met een grondoppervlak van 0.54 m2. Aangezien de dikte van kleibekleding van dijken in Nederland veelal in de orde van 1 m of minder bedraagt wordt het probleem van het zijdelings wegstromen hiermee effectief ondervangen. Uit een proef met infiltratie met een kleurstof is gebleken dat de koker slechts een zeer geringe verstoring van minder dan 0.01 m dikte veroorzaakt langs de wanden en dat daar geen infiltratiewater doorheen komt. Op de dijken met lutumgehaltes van circa 21 en 38 % was de infiltratiesnelheid zomers tweemaal zo hoog als in voor- en najaar. Infiltratieproeven met een kleurstof, zowel in situ als in het laboratorium, gaven aan dat het water bijna exclusief door spleten, wormgangen en dergelijke stroomt. De inhomogeniteiten van de kleibekleding, de wormgangen en de spleten, bepalen kennelijk de doorlatendheid van kleibekleding. Dit wordt bevestigd door een beschouwing van verzadigde stroming door spleten en buizen. De erosieproeven die met het het LGM-erosie-apparaat zijn uitgevoerd geven de mogelijkheid erosiekenmerken van de verschillende geteste gronden te vergelijken. Uit het vergelijkende erosie- onderzoek komt naar voren dat: - Verschillen tussen de locaties in de mate van erosie zijn geringer dan verschillen tussen de teen en de kruin van elk van de dijken; - De erosie van monsters genomen bij de kruin is sterker dan van monsters genoemen bij de teen; Subject kleikeuringseisen Classification TPN100400 To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:2d03e66f-521c-4f12-90ee-74479271f2a3 Publisher Deltares (Geodelft) Source CO-275921/47 voor TAW B6-86.02 Part of collection Hydraulic Engineering Reports Document type report Rights © 1987 Gerard Kruse Files PDF B6_86_02Onderzoekkleibekl ... kanaal.pdf 6.46 MB Close viewer /islandora/object/uuid:2d03e66f-521c-4f12-90ee-74479271f2a3/datastream/OBJ/view