Print Email Facebook Twitter Dioxineonderzoek Westerschelde Title Dioxineonderzoek Westerschelde Author Van den Heuvel-Grevel, M.J. Leonards, P.E.G. Vethaak, A.D. Corporate name Rijkswaterstaat Date 2006-07-31 Abstract Eind 2004 hebben de Vrije Universiteit Brussel en het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid in België een persbericht verzonden, waarin zij de resultaten presenteerden van een afstudeerrapport over een mogelijke verontreiniging met dioxinen en dioxine-achtige PCBs van onder meer de Scheldemonding. Dit persbericht heeft geleid tot vragen aan de Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Zeeland met als strekking of en in welke mate dioxinen voorkomen in de Westerschelde. Uit het antwoord van de GS blijkt dat er nog weinig bekend is over de verspreiding van en gehalten aan dioxinen en dioxine-achtige stoffen in de Westerschelde en in visserijproducten die uit de Westerschelde afkomstig zijn. Om die reden hebben Rijkswaterstaat Zeeland, Provincie Zeeland en het ministerie van LNV besloten tot een nader onderzoek. In 2005 hebben Rijkswaterstaat RIKZ en IMARES een eerste verkenning uitgevoerd naar het vóórkomen van dioxinen en dioxine-achtige stoffen in de Westerschelde. Het doel van dit onderzoek is het bepalen van de gehalten aan dioxinen en dioxine-achtige stoffen in visserijproducten, de waterbodem en in twee voedselketens van de Westerschelde. Daarnaast zijn deze gehalten vergeleken met de bestaande nationale en internationale normen. Dioxinen staan niet aangemerkt als prioritaire stof voor de Kaderrichtlijn water (KRW). Aangezien de analyse van dioxinen hoge kosten met zich meebrengt, zijn vooral enkelvoudige analyses uitgevoerd (één meting, op één plaats, op één moment). Om de monsters efficiënt te gebruiken, zijn tegelijkertijd andere mogelijke probleemstoffen voor de Westerschelde geanalyseerd. Het gaat om stoffen die op de prioritaire stoffenlijst van de KRW staan, zoals een aantal PAKs, een aantal gebromeerde vlamvertragers en een aantal organotinverbindingen. Maar ook om andere mogelijk relevante probleemstoffen, zoals geperfluoreerde verbindingen, koper en seleen. De onderzochte stoffen zijn voornamelijk zogenaamde persistente stoffen, dat wil zeggen stoffen die slecht afbreken in het milieu. Over het algemeen zijn deze vanwege hun chemische eigenschappen vrijwel uitsluitend in waterbodems en organismen te meten. In het onderzoek staan de volgende vragen centraal: 1 Zijn er overschrijdingen van de Europese levensmiddelennorm voor dioxinen in visserijproducten uit de Westerschelde? 2 Is er sprake van een dioxinevervuiling in de Westerschelde? a Kunnen de resultaten van de Vrije Universiteit Brussel worden bevestigd? b Zijn er negatieve effecten van dioxinen en dioxine-achtige stoffen te verwachten op het milieu van de Westerschelde? c Zijn er negatieve effecten van dioxinen en dioxine-achtige stoffen te verwachten op de zwemwaterkwaliteit van de Westerschelde? 3 Wat zijn de belangrijkste bronnen voor dioxinen in de Westerschelde? 4 Zijn er buiten de prioritaire stoffenlijst andere mogelijk relevante stoffen of stofgroepen in de Westerschelde aanwezig, die een probleem kunnen vormen voor de ecologische kwaliteit en waar aanvullend onderzoek voor gewenst is? BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN De resultaten van dit onderzoek geven enkel een indicatie van de in de Westerschelde aanwezige gehalten aan dioxinen, dioxine-achtige stoffen en andere mogelijke probleemstoffen, aangezien slechts enkelvoudige metingen zijn uitgevoerd in ruimte en tijd. Deze beperking heeft tot gevolg dat geen harde conclusies getrokken kunnen worden over mogelijke risicos van de aangetroffen stoffen. Wel wordt op deze manier inzicht verkregen waar aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Aanvullend onderzoek zal er op gericht zijn om met grotere nauwkeurigheid eventuele risicos in kaart te brengen. CONCLUSIES Op basis van dit onderzoek kunnen de volgende voorzichtige conclusies worden getrokken: 1 Er zijn geen overschrijdingen geconstateerd van de Europese levensmiddelennorm op basis van dioxinen (4 pg TEQ/g product) in de bemonsterde visserijproducten uit de Westerschelde. 2 Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het milieu van de Westerschelde een uitzondering vormt qua dioxinebelasting in vergelijking tot andere plekken in het Nederlandse kustgebied: a De in dit onderzoek gemeten DR-CALUX activiteit in de Scheldemonding ligt in de buurt van de laagste activiteit, zoals gemeten door de Vrije Universiteit Brussel. De hoge activiteit vastgesteld door de Vrije Universiteit Brussel, wordt niet bevestigd in dit onderzoek. b Op basis van de dioxine- en PCB-gehalten in vis en sediment afkomstig van Terneuzen worden er geen negatieve effecten verwacht op de gezondheid van de visdief en zeehond als toppredatoren van voedselketens in de Westerschelde. c De dioxinegehalten hebben geen invloed op de zwemwaterkwaliteit van de Westerschelde. 3 Om de belangrijkste bronnen van dioxinen in de Westerschelde te achterhalen is er eerst verdergaand onderzoek nodig. 4 Stoffen die naast de prioritaire stofgroep van de organotinverbindingen, aangemerkt worden als mogelijk relevante probleemstoffen voor het behalen van een goede ecologische kwaliteit zijn gebromeerde vlamvertragers, geperfluoreerde verbindingen en PCBs. Subject dioxinevervuilingecologierisicoWesterschelde Classification LBR2000 To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:5006edb2-74d4-46b1-9e69-c057f1f76e22 Publisher Rijkswaterstaat, RIKZ Source Rapportnr.: 2006.011 Part of collection Hydraulic Engineering Reports Document type report Rights (c) Rijkswaterstaat Files PDF rikz2006011_-_dioxineonde ... chelde.pdf 3.69 MB Close viewer /islandora/object/uuid:5006edb2-74d4-46b1-9e69-c057f1f76e22/datastream/OBJ/view