Print Email Facebook Twitter Verlopend tij: Oosterschelde, een veranderend natuurmoment Title Verlopend tij: Oosterschelde, een veranderend natuurmoment Author Geurts van Kessel, A.J.M. Corporate name Rijkswaterstaat Project EVA II Date 2004-12-01 Abstract Verlopend tij is een bekkenrapportage over de Oosterschelde gemaakt in opdracht van Rijkswaterstaat Directie Zeeland. Wereldwijd wordt in toenemende mate bij het beheer van mariene gebieden de ecosysteembenadering gebruikt. Uitgangspunt bij deze benadering is dat het ecosysteem centraal gesteld wordt en dat, rekening houdend met de natuurlijke processen, menselijk gebruik op duurzame wijze in het gebied ingepast wordt. Vanuit deze gedachtegang is in dit rapport gekozen voor een thematische behandeling van de belangrijkste morfologische en ecologische ontwikkelingen in de Oosterschelde te weten zandhonger, de opkomst van de exoten en draagkracht. Daarnaast zijn belangrijke natuurwaarden belicht: schorren, zeegras, de Gewone zeehond en vissen. De aanleg van de Deltawerken heeft zandhonger van de geulen in de Oosterschelde tot gevolg, waardoor platen en slikken eroderen. De ontwikkeling van de zandhonger voltrekt zich in grote lijnen zoals bij de aanleg van de Deltawerken is voorspeld. Nieuw is het inzicht dat de ecologische gevolgen niet in honderden, maar al binnen enkele tientallen jaren merkbaar zullen zijn. Vooral de afname van de tijd die de platen en slikken droogvallen is een belangrijke bepalende factor. De Oosterschelde is namelijk als foerageergebied van groot internationaal belang voor diverse steltloper-soorten, deze vogels zijn voor hun voedselvoorziening afhankelijk van deze gebieden. Afname van de droogvalduur verkort de tijd die beschikbaar is voor foerageren en verandert de geschiktheid van de omgeving voor het voorkomen van die bodemorganismen, die de belangrijkste voedselbron voor de vogels zijn. Toename van actieve import van exoten leidt tot een toename van nieuwe soorten en het verdwijnen van autochtone Oosterscheldesoorten. Opwarming van het zeewater als gevolg van klimaatverandering, het stabiele hoog zoutgehalte en de opwarming van het Oosterscheldewater door de aanleg van de Deltawerken versterken de toename van zoutminnende exoten. Als exoten lang genoeg domineren kunnen ze een aanzienlijke invloed op het ecosysteem uitoefenen. Illustratief is de opkomst van de Japanse oester. Deze oester concurreert in de droogvallende gebieden in toenemende mate met de overige bodemdierlevensgemeenschappen. Tevens zijn er aanwijzingen dat de biodiversiteit van sublitorale hardsubstraat levensgemeenschappen afneemt bij een toenemende bedekkingsgraad en tenslotte lijkt er op de schaal van de Oosterschelde een verband te bestaan tussen de opkomst van de Japanse oester en de verandering van de fytoplanktonsoortsamenstelling. De primaire productie door het fytoplankton neemt af in delen van de Oosterschelde. Het doorzicht is in 10 jaar tijd bijna gehalveerd, waardoor waarschijnlijk sprake is van lichtlimitatie van het fytoplankton. De oorzaak van het teruglopende doorzicht is op dit moment nog onbekend, mogelijk wordt deze veroorzaakt door in het water opgeloste humuszuren. Door het teruglopen van het doorzicht neemt de draagkracht af. Het afnemen van de draagkracht raakt het functioneren van het Oosterschelde ecosysteem in al haar facetten. Maar of, en zo ja, op welke termijn daadwerkelijk merkbare effecten zullen optreden is op basis van de huidige resultaten niet aan te geven. Het areaal schorren is, na de aanleg van de Oosterscheldewerken, met driekwart afgenomen, er resteert nog 500 ha. Dit areaal neemt jaarlijks nog met circa 3 ha af. Het areaal Groot en Klein zeegras is na de werken ook afgenomen; na een dieptepunt van 47 ha (1999) werd in 2003 weer 93 ha aangetroffen. Wellicht is een lichte daling van het zoutgehalte door vermeerdering van neerslag hier de oorzaak van. De visbestanden zijn veranderd, een verband met de aanleg van de Deltawerken kon niet aangetoond worden, de oorzaak ligt wellicht bij grootschalige veranderingen in het visbestand. Sinds het dieptepunt in de jaren zeventig groeit het aantal Gewone zeehonden in het Deltagebied, maar in de Oosterschelde stagneert de groei, mogelijk door recreatiedruk. De Europese richtlijnen (Vogel- en Habitatrichtlijn, Kaderrichtlijn Water) zullen in de toekomst richtinggevend zijn voor beleid en beheer. De themas zandhonger, opkomst exoten en afnemende draagkracht zijn naast deze richtlijnen gelegd en de belangrijkste knelpunten zijn gesignaleerd. Subject ecosysteemecologieOosterscheldemorfologiefytoplanktonvisschorrenslikken Classification KBR00 To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:9122787b-0dcf-4973-95ba-817bc609afc5 Publisher Rijkswaterstaat, RIKZ Source Rapportnr.: 2004.028 Part of collection Hydraulic Engineering Reports Document type report Rights (c) Rijkswaterstaat Files PDF rikz2004028.pdf 6.47 MB Close viewer /islandora/object/uuid:9122787b-0dcf-4973-95ba-817bc609afc5/datastream/OBJ/view