De Delta van Zuid-West Nederland heeft in de afgelopen 30 jaar ingrijpende veranderingen ondergaan. De Deltawerken hebben geleid tot een stelsel van dammen en sluizen die bescherming bieden tegen overstromingen vanuit zee. Ook is hierdoor nieuwe infrastructuur tot stand gekomen en zijn afzonderlijke zoet-, zout- en brakwaterbekkens gevormd en is er een sterke mate van waterbeheersing. De afvoer van Rijn-Maas water via het Krammer Volkerak naar de Oosterschelde en de Grevelingen is hierdoor verdwenen. Het eens zo dynamische milieu van estuariene overgangen met een hoge mate van natuurlijke dynamiek en productiviteit heeft moeten plaatsmaken voor geïsoleerde bekkens. De belangen vanuit veiligheid, scheepvaart, landbouw, visserij en ecologie hebben geleid tot een politiek compromis waarin ruimte was voor alle functies. Nederland was en is trots op zijn Deltawerken, een technisch hoogstaand project met een wereldwijde uitstraling. De afgesloten zeearmen zijn veranderd in unieke maar kwetsbare ecosystemen. Daarom is in de Vierde Nota waterhuishouding voor het Deltagebied een beleid ingezet op herstel en versterking van de natuurlijke processen. Dit zal moeten leiden tot meer uitwisseling tussen de verschillende compartimenten waardoor overgangen zijn hersteld en de peilfluctuaties een natuurlijk verloop hebben.De bescherming tegen overstromingen blijft uiteraard gehandhaafd. Ook de Commissie Waterbeheer 21e eeuw geeft aan dat een omslag in het waterbeheer noodzakelijk is om Nederland de komende eeuw veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden voor bewoners en investeerders. Ruimte voor water is hierbij de belangrijkste boodschap. Inmiddels heeft het kabinet hierover een standpunt ingenomen: Anders omgaan met water: Waterbeleid in de 21e eeuw. Ook in het Deltagebied bezint men zich op de toekomst. In het traject Integrale Visie Deltawateren van de provincies Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant zal een langetermijnvisie opgesteld worden voor de hele regio. Als onderdeel van deze visievorming is Rijkswaterstaat directie Zeeland bezig met verkenningen voor de Deltawateren, het project Onderzoeksspoor Blauwe Delta. Dit rapport maakt deel uit van dit project en behandelt de volgende vragen: 1. Wat zijn de mogelijkheden om de uitwisseling tussen de afzonderlijke bekkens in het Deltagebied te vergroten, zodanig dat de estuariene dynamiek wordt vergroot en de regulatiefuncties (zoals zelfreinigend vermogen, kraamkamer, geleiding van waterstromen) van de natuur worden hersteld? 2. Wat zijn de effecten van deze maatregelen op de gebruiksfuncties? 3. Kan het herstel van uitwisseling een bijdrage leveren om de effecten van zeespiegelstijging, verhoogde rivierafvoeren en bodemdaling op de lange termijn in de gehele regio op te vangen? Als uitgangspunt voor dit rapport wordt uitgegaan van een gedeeltelijk herstel van afvoer van Rijn-Maas water via de Volkerakspuisluizen, de zoetwaterhoofdkraan voor de zuidelijke Delta. In de uitwerking hiervan zijn twee (beheers)alternatieven beschreven: ESTUARIENE DYNAMIEK en RIVIERDYNAMIEK. Beide alternatieven gaan uit van de volledige benutting van de spuicapaciteit van de huidige Volkerakspuisluizen bij extreme rivierafvoer en de bouw van een groot doorlaatmiddel in zowel de Philipsdam als de Oesterdam. De capaciteit van deze doorlaatmiddelen is gedimensioneerd om deze hoeveelheid rivierwater via de Oosterschelde af te voeren naar de Noordzee. Onder gemiddelde omstandigheden zorgen deze doorlaatmiddelen voor uitwisseling tussen het Volkerak-Zoommeer en de Oosterschelde. Bij ESTUARIENE DYNAMIEK hebben deze doorlaatmiddelen een tweezijdige uitwisseling waarbij een gedempt getij ontstaat in het Volkerak-Zoommeer alsmede zoutdoordringing. Bij het alternatief RIVIERDYNAMIEK is sprake van een eenzijdige spui waardoor het Volkerak-Zoommeer zoet blijft. De peildynamiek in dit deel van de Delta volgt de waterstanden in het benedenrivierengebied binnen de bandbreedte NAP -0,30 m. en NAP + 0,50 m. In beide alternatieven is de scheiding tussen het Markiezaatsmeer en het Zoommeer deels opgeheven, zodat een aaneengesloten gebied ontstaat. Tevens is een doorlaatmiddel in de Grevelingendam opgenomen vanaf het Volkerakmeer met eenzelfde capaciteit als de Brouwersspuisluis. In de bijlage is een kaart opgenomen met de plaatsaanduidingen van deze infrastructuur. De alternatieven zijn beoordeeld op veiligheid, natuur, waterkwaliteit en overige gebruiksfuncties. Op basis van het ééndimensionaal Deltamodel zijn de hydraulische aspecten (debieten, waterstanden, zoet-zoutgradiën-ten en stroomsnelheden) verkend van verschillende afvoeromstandigheden via de Volkerakspuisluizen naar de zuidelijke Delta. Uiteraard betreft het hier een zeer voorlopige verkenning, waarbij de resultaten gezien moeten worden als bouwstenen voor de discussie in het traject Integrale Visie Deltawateren. CONCLUSIES Het alternatief ESTUARIENE DYNAMIEK biedt het meeste perspectief op herstel van de natuurwaarden in het Volkerak-Zoommeer en de Oosterschelde. Herstel van de oorspronkelijke estuariene gradiënten in het Volkerak-Zoommeer en de Oosterschelde, zoals is uitgewerkt in het alternatief ESTUARIENE DYNAMIEK, biedt het meeste perspectief voor een duurzame ontwikkeling van het gebied. Dit alternatief zal leiden tot een doorgaande zoet-zoutgradiënt via de noordelijke tak van de Oosterschelde naar het Volkerakmeer, waar onder invloed van de Oosterschelde een gedempt getij ontstaat. Het alternatief ESTUARIENE DYNAMIEK leidt, bij de huidige modelinstellingen, tot een gedempt getij van maximaal 50 cm waarbij circa 380 ha estuarien intergetijdengebied in het Volkerakmeer ontstaat. De waterstanden fluctueren hierbij vooralsnog tussen NAP en NAP +50 cm met uitschieters naar NAP +70 cm bij sprintij. Het Zoommeer en Markiezaatsmeer vormen bij dit alternatief weer een aaneengesloten gebied (Scheldezoom) en staan onder invloed van het zoute Oosterschelde water. Bij een gedempt getij van 50 cm ontstaat in dit gebied circa 350 ha intergetijdengebied. De afname van de getijslag in de Oosterschelde is alleen merkbaar in de oostelijk deel en blijft beperkt tot minder dan 5%. De Binnenschelde blijft een afzonderlijk compartiment, maar kan worden doorgespoeld met schoon zout water. De variatie in ruimte en tijd van de land-water en zoet-zoutgradiënten kan worden gestuurd door het spuibeheer van de Volkerakspuisluizen en de afmetingen van de doorlaatmiddelen. Voor instandhouding van minimale zoet-zoutgradiënten en voorkoming van zoutdoordringing naar het Hollandsch Diep is een minimum debiet nodig van circa 50 m3/s. Vooral bij lage rivierafvoeren kan dit debiet naar de zuidelijke Delta effecten hebben op de zoutindringing via het Haringvliet en de Nieuwe Waterweg. Er zullen daarom landelijke afwegingen gemaakt moeten worden over de verdeling van rivierwater bij lage afvoeren. In beide alternatieven zullen de huidige functie-eisen die aan het Volkerak-Zoommeer zijn gesteld ingrijpend moeten veranderen. Vanwege de huidige boezemfunctie van het Volkerak-Zoommeer ondervindt de afwatering van de Brabantse rivieren grote problemen bij waterstanden boven NAP + 50 cm. Uit een functie-analyse blijkt dat er twee grote knelpunten zijn: (1) de vrije afvoer van Brabants rivierwater bij zowel RIVIERDYNAMIEK als ESTUARIENE DYNAMIEK en (2) de beschikbaarheid van zoet water voor de landbouw bij ESTUARIENE DYNAMIEK. De huidige marges van de peildynamiek in het Volkerak-Zoommeer bieden onvoldoende mogelijkheden voor een verdere vergroting. Forse aanpassingen zijn nodig in de Mark/Vliet-boezem van de West-Brabantse rivieren om water langer te kunnen vasthouden en te bergen. Bij het alternatief ESTUARIENE DYNAMIEK is sprake van een sterke zoutindringing in het Volkerak-Zoommeer en komt de beschikbaarheid van zoet landbouwwater voor de direct aangrenzende polders in gevaar. Uit onderzoek blijkt dat er mogelijkheden zijn om alternatieve zoetwaterbronnen beter te benutten. Wanneer de gidsprincipes voor gebruik worden toegepast, heeft het alternatief ESTUARIENE DYNAMIEK een duidelijk positieve invloed op de veerkracht van het gebied. Bij dit alternatief zal de doorvaarthoogte van drie bruggen over de Schelde-Rijnverbinding verhoogd moeten worden. Uit onderzoek blijkt dat de doorvaarthoogte ook in de huidige situatie al kritiek is. Door het overbodig worden van de zoet-zoutscheiding nemen de wachttijden bij de sluizen af. De overige functies (recreatie, visserij) zullen overwegend positief worden beïnvloed. De water- en zwevendstofkwaliteit in de huidige Deltawateren zullen in 2030 voor een groot aantal stoffen nog niet aan de streefwaarden voldoen. Bij het alternatief ESTUARIENE DYNAMIEK zal de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer aanzienlijk verbeteren vanwege te overheersende invloed van de schone Oosterschelde. Uitgaande van het scenario GEBRUIK uit de Water Systeem Verkenningen en de daaraan gekoppelde gemiddelde reductiepercentages, zijn op basis van actuele toetswaarden schattingen gemaakt van de water- en zwevendstofkwaliteit in 2030. Deze schattingen zijn getoetst aan de streefwaarden uit de Vierde Nota waterhuishouding. Hieruit blijkt dat binnen de huidige inrichting van de watersystemen een groot aantal streefwaarden nog zullen worden overschreden. Dit is vooral zichtbaar in de Westerschelde, het Volkerak-Zoommeer en het Hollandsch Diep. De waterkwaliteit van de Oosterschelde, het Grevelingenmeer en het Veerse Meer is in alle gevallen beter. Herstel van verbindingen zou dus in principe kunnen leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit van de ontvangende watersystemen. Bij het alternatief ESTUARIENE DYNAMIEK zal vooral de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer aanzienlijk verbeteren door de invloed van de Oosterschelde. Ook is de verwachting dat fysische, chemische en biologische processen in deze estuariene overgangszone een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de natuurlijke zuivering van rivierwater. Aandachtspunt blijft de kans op zoutstratificatie bij onvoldoende menging en de gevolgen daarvan in de diepe delen van de watersystemen, en de aanvoer van microverontreinigingen vanuit het Hollandsch Diep. Herstel van de rivierafvoer via het Volkerakmeer naar de zuidelijke Delta kan bij extreme rivierafvoer een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid in het benedenrivierengebied. Hierbij kan echter een situatie ontstaan die tijdelijk leidt tot sterk verhoogde waterstanden in het Volkerak-Zoommeer waardoor de natuurlijke afwatering van de West-Brabantse rivieren niet meer mogelijk is. Indien dit samenvalt met een hoog wateroverschot in West-Brabant, kan ernstige wateroverlast in deze regio ontstaan. Extra afvoer via grote gemalen is hierbij noodzakelijk. Indicatieve modelberekeningen laten zien dat bij de maatgevende extreme rivierafvoer van Rijn en Maas van 16.000 m3/s het afvoeren van water via de Volkeraksluizen naar de Oosterschelde en eventueel naar het Grevelingenmeer, kan leiden tot een plaatselijke verlaging van de hoogwaterstand tot 50 cm in het Benedenrivierengebied. Het debiet dat via de Volkerakspuisluizen wordt afgevoerd neemt hierbij toe tot gemiddeld 2000 m3/s. De waterstanden in het Volkerak-Zoommeer stijgen in deze extreme situatie in circa drie dagen tot maximaal NAP + 2,50 m. Indien de extreme afvoer van Rijn en Maas samenvalt met extreme waterstandsverhogingen voor de kust, waarbij de Oosterscheldekering moet worden gesloten, is het gedeeltelijke afleiden van rivierwater via de Volkerakspuisluizen alleen mogelijk indien de afwatering van de West Brabantse rivieren op het Volkerak-Zoommeer tijdelijk kan worden gestaakt en de afwateringssluizen kunnen worden gesloten. In dat geval zou het Volkerak-Zoommeer, in combinatie met de Oosterschelde en het Grevelingenmeer, gebruikt kunnen worden als tijdelijk opvangbekken voor de hoge afvoer van Rijn en Maas. In geval van extreme rivierafvoer en gesloten stormvloedkeringen heeft de Delta een potentieel totaal bergingsareaal van zon 75.000 ha. Bij een meerdaagse sluiting zullen de waterstanden in de Oosterschelde en het Volkerak-Zoommeer stabiliseren rond de NAP + 3,0 m. Met de huidige infrastructuur voor afwatering van West-Brabant en de verwachting dat in een dergelijke situatie ook de afvoer van de West-Brabantse rivieren hoog zal zijn, zal dit leiden tot grote wateroverlast en veiligheidsproblemen in deze regio. In deze situatie is extra afvoer door middel van grote gemalen noodzakelijk. Het gaat hierbij echter om een globale verkenning van een theoretische situatie onder zeer extreme omstandigheden. Deze studie heeft aangetoond dat er kansen zijn om de veerkracht en de veiligheid in de gehele regio te verbeteren door de compartimentering van watersystemen deels te doorbreken. Door de afvoerfunctie van rivierwater via de zuidelijke Delta te herstellen is een duurzaam herstel mogelijk van het estuariene karakter van de Delta, waardoor een deel van de ecologische knelpunten kunnen worden opgelost. Het alternatief ESTUARIENE DYNAMIEK biedt hierbij het meeste perspectief op herstel. Dit alternatief betekent echter een fundamentele omslag in het huidige beheer en gebruik van het Volkerak-Zoommeer. Vooral de zoetwaterfunctie voor de landbouw en de afwateringsproblematiek van de Brabantse rivieren komen hierbij in grote problemen. Er zullen onder gemiddelde omstandigheden forse aanpassingen nodig zijn om de zoetwater- en de boezemfunctie te compenseren. Onder extreme afvoeromstandigheden is berging in West-Brabant onttoereikend en zijn verdergaande maatregelen noodzakelijk om de waterafvoer te garanderen. In de studie naar de landelijke waterverdeling zowel bij hoge als bij lage afvoer is het noodzakelijk om de zoetwatervraag van de verschillende regios en gebruikers beter op elkaar af te stemmen.