Print Email Facebook Twitter Versteiling van de Hollandse kust nader bekeken: Een statistisch onderzoek naar de doorlodingsnauwkeurigheden voor het verkrijgen van meer zekerheid omtrent de versteiling van de diepe vooroever Title Versteiling van de Hollandse kust nader bekeken: Een statistisch onderzoek naar de doorlodingsnauwkeurigheden voor het verkrijgen van meer zekerheid omtrent de versteiling van de diepe vooroever Author Spadon, Y.J.A. Contributor D'Angremond, K. (mentor) Van de Graaf, J. (mentor) Huisman, P. (mentor) Starn, J.M.T. (mentor) Zitman, T.J. (mentor) Faculty Civil Engineering and Geosciences Date 2000-12-01 Abstract Eerdere onderzoeken naar de bodembewegingen van de diepe vooroever van de Hollandse kust hebben aangetoond, dat er zodanige zandverliezen optreden, dat er sprake is van versteiling. Versteiling is het fenomeen, waarbij het profiel zich niet gedraagt als een vormvast evenwichtsprofiel, maar zich ontwikkelt naar een steiler profiel. Dit kenmerkt zich voor de diepe vooroever van de Hollandse kust in dieptelijnen die zich richting de kust begeven, waarbij de dieper gelegen dieptelijnen sneller verschuiven dan de minder diep gelegen dieptelijnen. Voor het onderzoek is er gebruik gemaakt van de doorlodingsgegevens afkomstig van het Rijksinstituut voor Kust en Zee. Deze basisgegevens zijn als kilometer raai beschikbaar voor 8 meetjaren tussen '65 en '97. Allereerst zijn 118 raaien (van Den Helder tot Hoek van Holland), waar tot 3000 meter uit de kust doorlodingen zijn verricht, beschouwd (zie figuur 1.1). Deze doorlodingen beslaan het meest kustwaarts gelegen gedeelte van de diepe vooroever, die loopt van de NAP-8m tot de NAP-20m. Het onderzoek spitst zich vooral toe op de bewegingen van de NAP-8m, NAP-lOm en NAP-l2m dieptelijnen. Eerst wordt er begonnen met het ordenen van de gegevens. Vervolgens worden deze geanalyseerd. Deze analyse gebeurt met behulp van de kleinste kwadraten-methode. Er wordt van uit gegaan dat de ontwikkeling van de diepte van een bepaald punt van de diepe vooroever, kan worden omschreven door een lineaire trendlijn. Per raai wordt er geprobeerd, door middel van het fitten van een rechte lijn door de maximaal 8 geregistreerde diepten van een bepaald punt, de bodembeweging van dat punt, gelegen rond een bepaalde dieptelijn, te beschrijven. De hellingshoek van deze lijn, de trend, geeft de morfologische eigenschappen van het punt weer. Einddoel van dit onderzoek is, om de betrouwbaarheidsintervallen van de gevonden trends aan te geven, zodat de zekerheid van een bepaalde trend bekend is of zodat men weet wanneer een bepaalde zekerheid bereikt gaat worden. Een hogere zekerheid omtrent deze trend is nuttig, om zo afdoende maatregelen te kunnen nemen in het kader van het beleid van 'dynamisch handhaven'. Met het bepalen van de trends en de standaardafwijkingen van de trends is de basis gelegd voor de rest van het onderzoek. Hiema wordt namelijk de afname van de afwijkingen ten opzichte van de trendlijn per meetjaar getoetst. De verwachting is, dat de afwijkingen af zullen nemen met het voortschrijden van de meettechniek in de tijd. Vervolgens is er onderzocht, of het nuttig is de geanalyseerde meetpunten te corrigeren naar de gemiddelen van een hele reeks doorlodingspunten in een strook van 200 meter rond een dieptelijn. Dit zal een afvlakkend effect kunnen hebben op eventuele aanwezige uitschieters. Subject beach processesforeshorecoastal morphology To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:f40fa5de-13b0-45f9-b3d3-0129fdecc29e Publisher TU Delft, Civil Engineering and Geosciences, Hydraulic Engineering Part of collection Student theses Document type master thesis Rights (c) 2000 Spadon, Y.J.A. Files PDF ceg_spadon_2000.pdf 32.88 MB Close viewer /islandora/object/uuid:f40fa5de-13b0-45f9-b3d3-0129fdecc29e/datastream/OBJ/view