In- en uitvaarttijd van schepen als onderdeel van het schutproces

In- en uitvaarttijd van schepen als onderdeel van het schutproces

Anonymous, A.

Rijkswaterstaat

1973-05-01

Bij de bepaling van de schutkapacitej.t van sluizen zijn de bedieningstijden en de vaartijden van belang. De eerste worden als gegeven beschouwd terwijl naar de laatste een uitgebreid onderzoek is ingesteld. Er zijn tijdwaarnemingen verricht op 16 sluiskomplexen die in totaal 24 schutkolken omvatten. De sluiskomplexen zijn geselekteerd op indeling, kolkvorm en -afmetingen, verkeersaanbod enz. Er is onderscheid gemaakt tussen drie vaartijden. Dit zijn de lustijd, die betrekking heeft op het eerste schip van een schutting, En de in- en uitvaarvolgtijd. Uit het waarnemingsmateriaal kan worden opgemaakt det de in- en uitvaarvolgtijden in belangrijke mate bepaald worden door de scheepsafmetingen (gekarakteriseerd met behulp van het laadvermogen), de beladingsgraad en het oppervlak van de natte dwarsdoorsnede over het sluishoofd. Tevens is gebleken dat de vormgeving van kolk en voorhavens een rol speelt. Als eindresultaat van verschillende bewerklngen is tenslotte het funktionele verband bepaald tussen de gemiddelde in- en uitvaarvolgtijd enerzijds en het oppervlak van de natte dwarsdoorsnede over het sluishoofd en het gemlddelde laadverrnogen anderzijds. Er zijn verschillende verbanden bepaald voor geladen en ongeladen schepen en voor twee verschillende kwaliteiten met betrekking tot de vormgeving van kolk en voorhaven. Genoemd eindresultaat heeft alleen betrekking op motorschepen. Voor de lustijd is een soortgelijk eindresultaat bereikt met dien verstande dat hierbij een extra variabele, de lusafstand, een rol speelt.

schutcapaciteit
sluis
invaartijd
uitvaartijd
lustijd

TPL300200

http://resolver.tudelft.nl/uuid:270f8ef9-67aa-4b96-83de-36d35498d01c

Rijkswaterstaat

Dienst Verkeerskunde, hoofdafdeling Scheepvaart. nota 70.12.6

Hydraulic Engineering Reports

report

(c) 1973 Rijkswaterstaat