Print Email Facebook Twitter Analyse van het gedrag van zandgolven in een baggerproefvak Title Analyse van het gedrag van zandgolven in een baggerproefvak Author Jansen, S.E.A. Corporate name Rijkswaterstaat Date 1981-07-01 Abstract Zandgolven, die een groot gedeelte van de zuidelijke Noordzee - bodem bedekken, vormen in bepaalde gebieden door hun diepteligging voor de tegenwoordige scheepvaart een ongewenst obstakel. Het is daarom, dat waar nodig de toppen van de zandgolven tot op voldoende diepte weggebaggerd dienen te worden. Dit gebeurt nu bijvoorbeeld in de Eurogeul. De bereikbaarheid van Europoort is momenteel 68 voet, terwijl de plannen voor vergroting van deze bereikbaarheid tot 72 voet in een stadium van uitvoering gekomen zijn. Vooral in verband met de omvang van het later uit te voeren onderhoudsbaggerwerk is het van belang inzicht te verkrijgen in het gedrag van een afgebaggerde zandgolf. Op voorstel van de Afdeling Havenmonden van de Directie Benedenrivieren is in februari 1974 bij wijze van proef in een gebied van ca. 30 km ten westen van Ter Heijde en ca. 3 km ten noorden van de Eurogeul een zandgolf over een lengte van ca. -1 km verlaagd. De orde van grootte van de verlaging bedraagt ongeveer 1,5 m en de gebaggerde hoeveelheid bedraagt ca. 376.000 m3, hetgeen overeenkomt met ongeveer 376 m3/ml. Een situatieschets van het gebied is gegeven in bijlage 1. Dit gebied wordt in de wandeling aangeduid als het baggerproefvak, welke benaming verder steeds gehanteerd zal worden. Met behulp van lodingen is in de periode 1974-1980 de bodemligging op verschillende tijdstippen bepaald. In de jaren 1974-1977 bedroeg het aantal lodingen per jaar minstens twee. Vanaf 1978 evenwel was de frequentie slechts één maal per jaar. In de periode 1974-1980 zijn er 14 lodingen van het baggerproefvak opgenomen, waarvan 1 onvolledig. De 7 eerste lodingen zijn reeds geanalyseerd. Dit is gebeurd in de nota: "Invloed van de Noordzeebodem configuratie op het onderhoudsbaggerwerk in de haventoegangsgeulen", die in 1977 is opgesteld door de waterloopkundige afdeling van de Deltadienst. (ir. G.B. van Driel, Nota W-77.013). Met deze vervolg studie wordt beoogd uit de 14 beschikbare lodingen eventuele verplaatsingen en -vormveranderingen rechtstreeks af te leiden met in achtneming van de nauwkeurigheid van de meetgegevens. Daartoe zal in de volgende paragraaf allereerst een korte samenvatting worden gegeven van de bevindingen van van Driel, vervolgens zal in paragraaf 3 een beknopte beschouwing gegeven worden over het meten op zich en het verwerken van de meetgegevens en de daaraan eigen zijnde onnauwkeurigheden, waarna in de paragrafen 4 en 5 respectievelijk de vertikale- en de horizontale fluctuaties van de zandgolven bekeken worden op grond van de bevindingen van van Driel en de nieuwe gegevens. Een analyse van de vertikale fluctuaties van de afgebaggerde zandgolf, zal een indicatie moeten geven voor de snelheid waarmee de zandgolf zich weer opbouwt, terwijl een analyse van de horizontale mobiliteit van de zandgolf noodzakelijk is in verband met het gevaar, dat een zandgolf zodanig verplaatst, dat hij in een gebaggerde geul terecht komt. Subject zandgolvenNoordzeebaggerproefvakanalyseafbaggerenEurogeul Classification TPJ4000 To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:97c551b0-3fdc-4fee-8340-1272590cf3a9 Publisher Rijkswaterstaat, Directie Noordzee Source NZ-N 81.25 Part of collection Hydraulic Engineering Reports Document type report Rights (c) 1981 Rijkswaterstaat Files PDF Jansen1981b.pdf 24.16 MB Close viewer /islandora/object/uuid:97c551b0-3fdc-4fee-8340-1272590cf3a9/datastream/OBJ/view