Print Email Facebook Twitter Karakterisering van het proefmateriaal voor de sedimentatiebalansmetingen Title Karakterisering van het proefmateriaal voor de sedimentatiebalansmetingen Author Geldof, H.J. Faculty Civil Engineering and Geosciences Department Hydraulic Engineering Date 1982-05-01 Abstract Bij de experimenten met de sedimentatiebalans in 1979 en 1980 zijn sedimentmonsters gebruikt bestaande uit verschillende zandsoorten. Deze soorten zijn verkregen door herhaalde uitzeving van modelzand dat reeds in het laboratorium aanwezig was. Daarvoor zijn draadzeven gebruikt met een maaswijdte-interval waarvan de verhouding tussen boven- en ondergrens telkens gelijk is aan 2 ¼ (~1.19); voor analysezeven van één fabrikaat is dat; het kleinst beschikbare interval. De maaswijdte en de draaddikte van deze zeven voldoen aan ASTM-norm E 11-70. Het korrelgroottebereik van de zandsoorten is in principe gegeven door de nominale maaswijdte van de draadzeven die bij de bereiding van de soorten zijn gebruikt (zie tabel 1). Nu is bekend dat het zeven van zand evenmin als andere operaties perfekt geschiedt. Zelfs bij een zorgvuldige handelwijze zal een uitgezeefde zandsoort nog een zekere hoeveelheid korrels bevatten die kleiner is dan de nominale ondergrens en ook een hoeveelheid korrels die groter is dan de nominale bovengrens van het zeefinterval (beide circa 10 vol. %). Dit heeft te maken met de tolerantie in de maaswijdte, met de vorm van de zeefmazen, met de korrelvorm, met de hoeveelheid zand per eenheid van zeefoppervlak, met de zeefduur en met de zeefbeweging. Hierbij speelt ook een rol welke lengtemaat men kiest om de afmeting van een onregelmatig gevormde korrel te karakteriseren. Het feitelijk korrelgroottebereik is daarom in het algemeen niet gelijk aan het nominale bereik. Bovendien geven de nominale ondergrens en bovengrens geen enkele aanwijzing over de verdeling van de korrelgrootte in het daartussen gelegen trajekt. Omdat de vorm van de korrelgrootteverdeling niet a priori bekend is, is het ook niet mogelijk op grond van het nominale bereik schattingen te maken van b.v. de gemiddelde korrelafmeting van een zandsoort. Om de korrelgrootte-eigenschappen van het proefmateriaal te kunnen beschrijven is daarom een analyse van elke zandsoort gewenst. BELANGRIJKSTE KONKLUSIES Zowel de oppervlakte- als de omtrekdiameter zijn log-normaal verdeeld. De standaardafwijking is voor elk van beide diameterverdelingen praktisch konstant. Alle zandsoorten hebben vrijwel dezelfde, niet log-normale verdeling van de vormfaktor S. De samenstelling van de mengsels m1...m4 wijkt zeer weinig af van die van de afzonderlijke soort S, behalve wat betreft de verdeling van de vormfaktor. Van de mengsels m5...m8 zijn de oppervlakte- en de omtrekdiameter niet log-normaal verdeeld; hun verdeling van de vormfaktor S stemt overeen met die voor de afzonderlijke zandsoorten. De verschillen in samenstelling binnen de mengselgroepen m1...m4 en m5...m8 zijn zeer gering; bij metingen met deze mengsels zijn steekproefeffekten niet te veronachtzamen. De verschillen tussen de verdelingen op basis van zeefanalyse en op basis van beeldanalyse zijn grotendeels toe te schrijven aan het verschil in analysemethode. Bij de hier gebruikte analysemethoden is de grootte van zandkorrels een operationeel gedefiniëerde eigenschap; deze eigenschap is voornamelijk bruikbaar voor onderlinge vergelijking van monsters die op dezelfde manier geanalyseerd zijn. Subject karakteriseringsedimentatiebalansmetingzandanalyseanalysesedimentzandkorrelgroottezeving To reference this document use: http://resolver.tudelft.nl/uuid:db88f5eb-ac20-45a7-8b35-9cf44ef0658c Publisher TU Delft, Department of Hydraulic Engineering Source Rapport no. 8-82 Part of collection Institutional Repository Document type report Rights (c) 1982 TU Delft, Department of Hydraulic Engineering Files PDF Geldof1982.pdf 8.44 MB Close viewer /islandora/object/uuid:db88f5eb-ac20-45a7-8b35-9cf44ef0658c/datastream/OBJ/view